Een van de eerste lessen die ik als beginnend journalist kreeg van een ervaren collega: doe je dommer voor dan je bent. Niet ijdel willen zijn en laten zien dat jij het natuurlijk allemaal begrijpt, maar doorvragen. Ik heb geleerd om geen genoegen te nemen met eerste antwoorden, maar te vragen om voorbeelden en uitleg. Ook als je slechts zeg driehonderd woorden tot je beschikking hebt. Want juist in die beperkte ruimte kun je maar beter meteen de diepte ingaan.
En toen opeens werd de interviewer geïnterviewd.
Het gebeurde in Hof van Lof, de kloostertuin van de franciscanen in Megen die in de zomermaanden elke zaterdagmiddag open is voor publiek. Het is een paradijselijke tuin, waar een (moes)tuinliefbebber als ik haar hart kan ophalen. De appels blonken, de engelwortel bloeide en de prei stond te pronken. Het is een tuin om in te dwalen en je te verwonderen over hoe mooi alles is. De tuin is bovendien zo ingericht dat diverse planten verwijzen naar de bijbel en geloof. Zoals op de website van de Hof van Los staat: ‘Zo wil deze hof de lof verkondigen van God en de verhalen vertellen van mensen die God hebben gezocht.’ Precies dat maakt een kloostertuin tot een bijzondere plek.
Niets van dat alles kon ik kwijt in het interview (interviewtje) met een journalist van het Brabants Dagblad. Terwijl ik wilde uitleggen waarom ik houd van wroeten in aarde, het wonder van zaaien en oogsten en de sfeer in kloostertuinen, zag ik dat zijn pen boven het notitieblokje al tot stilstand was gekomen. Hij wilde dat allemaal niet weten, hij moest gewoon even een quote hebben van een bezoeker. Hij vroeg dus alleen naar de bekende weg.
Natuurlijk, ik weet ook wel dat ik slechts een bijfiguur in zijn verhaal ben. Hoofdpersoon is de Hof van Lof. Dat was misschien wel, afgezien van de gebroddelde zinnen, de grootste teleurstelling toen ik zijn artikel las: zelfs die hoofdpersoon krijgt in het verhaal niet de geest.