Toen ik een jaar of tien was, wist ik wat een Bananenflanke was en wat Laufpensum. Ook kende ik de betekenis van Plaudern. Bea’s moeder, in Duitsland geboren, mocht graag verzuchten Ach was ist das Leben saur, hinter diesen Klostermaur of wat frivoler Ich wollte ich wär ein Huhn, denn hätt’ ich nichts zu tun. Duits was bij ons in Twente heel gewoon. Er waren meer Duitse televisiezenders dan Nederlandse en ook het Twentse dialect had wel wat van het Duits.
Een paar jaar later, in de tweede klas van de middelbare school kregen we voor het eerst Duits. We moesten rijtjes stampen van naamvallen en vervoegingen, van voorzetsels die hoorden bij een bepaalde naamval. Het leek wel exacte wetenschap. Voeg bij dit onderwerp en dit lijdend voorwerp en deze persoonsvorm nog een mooie Dativ en je hebt een foutloze zin. Duits stond voor mij voor discipline die ik, zo moet ik toegeven, onvoldoende had. Terwijl een taal voor mij veel meer vrijheid moet zijn. Vrij om te gebruiken, om je in uit te drukken, om met anderen te praten.
Een tijdje terug schreef ik voor het onderwijstijdschrift Didactief twee artikelen waarin Duits centraal stond. Eén ging over een basisschool in Winterswijk, die de leerlingen tweetalig les wil geven. In het Nederlands en het Duits. Daarvoor was een samenwerking aangegaan of eigenlijk verder uitgebreid met een basisschool net over de Duitse grens. Eens in de drie weken komt een Duitse leerkracht de Nederlandse kleuters Duits geven, in de vorm van (tel)spelletjes, liedjes en allerlei andere speelse oefeningen. Omgekeerd gaat er een Nederlandse leerkracht naar de Duitse school om de kinderen daar Nederlands te leren. Dat is nuttig, want voor hun dagelijkse boodschappen is de Duitse regio op Winterswijk aangewezen.
Op een VO-school in Heerhugowaard werkt een lerares Duits met een theaterachtergrond. Zij geeft haar leerlingen geregeld improvisatieopdrachten. Ze schetst in een paar zinnen een situatie, die de leerlingen verder uitwerken met een daarbij horende dialoog. De leerlingen vinden het prachtig en omdat het Duits een context krijgt, blijft de kennis beter hangen. En het stampen van rijtjes? ‘Afschuwelijk. Laten we daar mee ophouden. Duitsers beheersen het zelf ook niet. En ga je naar Oostenrijk of Zwitserland, dan hoor je gewoon een andere taal.’
Het was mij uit het hart gegrepen. Ik kan mij in Duitsland prima redden. Ik lees ook nog steeds graag Duitse literatuur. Maar ik geloof niet dat die vaardigheden verbeterd zijn door de drie jaar Duits die ik op de middelbare school heb gehad. Als ik ooit een kloof heb ervaren tussen een levende taal en een schoolvak was het toen wel. En ik ben daarom blij om te zien dat dat nu anders is. Misschien nog niet overal, maar ik ben ervan overtuigd dat dat de toekomst is. Niet afgerekend worden op de fouten die je maakt, maar door de complimenten die je krijgt voor het voeren van een gesprek de motivatie vinden om het foutloos te willen doen.